Zweten tegen koorts, honing tegen keelpijn en vooral niet op de tocht zitten: omatips gaan al eeuwenlang van mond tot mond. En van pen tot pen, vanaf de mystieke kruidengidsen in de Middeleeuwen tot de hedendaagse adviesblogs op internet. Lees hier hoe Oma’s gouden tips werken, en welke adviezen kloppen er toch echt helemaal niet?
1. ‘Keelpijn? Doe wat honing in je thee’
Waar!
Dat honing een wondermiddeltje is, wisten de verre voorouders van Oma al: de oude Egyptenaren gebruikten het bijvoorbeeld zowel om koek van te bakken als om mummies mee te balsemen. Omdat bacteriën niet in het spul gedijen, was de honing die archeologen in rotsgraven aantroffen soms nog te eten – althans in theorie. De Koran schrijft: ‘Uw heer inspireerde de bij: “Bouw huizen in de bergen, in de bomen en in gebouwen.” Uit hun buik komt een drank in verschillende kleuren, waarin genezing ligt voor mensen.’ Bijna even oud zijn de bewijzen dat de Azteken in Mexico gezouten honing op verwondingen smeerden. Barones Karen Blixen beschreef in Out of Africa hoe de Kikuyu in Kenia brandwonden met honing genazen, en in China gebruikten lokale verplegers nog tot in de Tweede Wereldoorlog een eeuwenlang beproefd mengsel van varkensvet en honing als wondzalf.
De antibacteriële werking van honing kan zeker geen kwaad wanneer Oma’s patiënten met honing hun schraperige, hoestende keel smeren. Maar dat is niet waarom het zo goed werkt – de oplossing zit ’m in dat woordje smeren. Honing heeft een filmende werking: het bedekt en verzacht geïrriteerde slijmvliezen in de keel tijdelijk. Het geneest de oorzaak van de hoest misschien niet, maar kan nét dat halfuurtje nachtelijke verlichting geven, dat het verschil maakt tussen inslapen en uren doorgaan met hoesten.
In twee verschillende studies met elk meer dan honderd kuchende kinders werd de werking van honing vergeleken met die van dextromethorfan, de werkzame stof in veel hoestdranken als Dampo en Bisoltussin. Beide studies toonden aan dat boekweithoning meer effect opleverde dan het medicijn.
“Gebruik de tips van oma naar hartenlust, maar ook altijd uw gezond verstand”
2. ‘Cola helpt tegen de misselijkheid’
Waar!
Oma Margot (zie het interview met de Oma’s!) kan beeldend vertellen over de keer dat ze in Maleisië met haar man – die daar werkte – voor Chinees nieuwjaar allerlei recepties af liep, allemaal met veel en rijk Chinees eten. Al voor het middaguur had ze veel te veel gesnoept en zag ze geel en groen. ‘Lauwe cola!’ zei een bevriende dokter resoluut. Het werkte, en sindsdien zweert Oma bij dit klassieke middel.
Het grappige is dat juist van dit wondermiddel de werking nooit wetenschappelijk is aangetoond. Cola wordt wel in ziekenhuizen voorgeschreven, om maagstenen op te lossen (!) en hersenvocht snel aan te vullen na een ruggenprik. Maar hoewel iedereen wel een anekdote heeft over de ‘rode ambulance’ cola, moet de proef in het laboratorium nog eens worden uitgevoerd. Niettemin geldt tot die tijd: baat het niet, dan schaadt het zeker ook niet.
Een anti-misselijkheidstip die wél is bewezen, is gember. Al eeuwen voorgeschreven door vooral Scandinavische omaatjes, werd het middel op de proef gesteld aan boord van een Zweeds marineschip voor eerstejaars officieren in opleiding. Veel van de misselijke mannekes bleken er baat bij te hebben. Ook in Zuid-Afrika wordt gember met goed gevolg aangeraden aan zwangere vrouwen met ochtendmisselijkheid.
3. ‘Doe een elastiekje strak om een kaars, en na verloop van tijd dooft hij uit zichzelf’
Niet waar!
Of althans, niet waar… Deze tip probeerde ondergetekende zelf uit, omdat geen onderzoeker gek genoeg was om hier een laboratorium voor te reserveren. Niettemin was de opstelling geheel volgens wetenschappelijke richtlijnen: een kandelaar met twee kaarsen met elastiekjes, een gewoon brandende kaars ter controle (in één van de kaarsen was bovendien was zout gestrooid, waardoor hij – volgens Oma – langzamer zou opbranden. Het verschil was miniem). De spanning steeg naarmate de vlam van de kaarsen dichter bij de elastiekjes kwam, en op het moment dat de toeschouwende onderzoekers net bedachten dat het wel verstandig zou zijn boeken, vazen, iPad en de poes uit de buurt van de kandelaar te halen, trok het elastiekje met zulke kracht om de smeltende kaars samen dat alles met spatjes bedekt raakte. Dat bood dan wel weer een leuke mogelijkheid om Oma’s tips tegen kaarsvetvlekken te testen (strijken met een keukenpapiertje ertussen!); maar de kaars ging met geen mogelijkheid meer aan.
“Laat u niet verleiden door ingewikkeld aangeprezen minipotjes baking soda”
4. ‘Met wat soda wordt het ook schoon, en veel goedkoper’
Waar!
Soda is het wondermiddel van de keuken: het laat als bakpoeder de cake rijzen, absorbeert luchtjes uit de ijskast en maakt grauwe voegen tussen badkamertegels weer als nieuw. Eigenlijk is het daarom heel gek dat het zo moeilijk te krijgen is. Laat u niet verleiden door ingewikkeld aangeprezen minipotjes baking soda à vier euro in bio-winkels: de toko verkoopt precies hetzelfde spul in pakjes van een kilo voor anderhalve euro.
Ook ammoniak is zo’n ouderwets wondermiddel: zet een kommetje verdunde ammonia in de vettige oven, en na een nachtje laat het vet zich net zo makkelijk wegvegen als in de meest onwaarschijnlijke reclamefilmpjes. Het is sterk spul, dus pas op met kleren, handen en eventuele gelijmde isolatiestrips in uw oven.
5. ‘Bier in je haar laat het mooi glanzen’
Niet waar!
Helaas: bier, ei, en vele andere producten uit de provisiekast verdwijnen hoopvol in het haar, maar ze werken toch echt op geen enkele manier. De eiwitten in het bier zouden haar en hoofdhuid versterken, beschermen of voeden, maar het soort eiwit dat in bier zit heeft geen enkel bewezen effect op haren. Uw dos gaat allicht glanzen of wordt zachter van het koolzuur of de alcohol, maar beide zijn op termijn schadelijk en het effect bereikt u ook met shampoo.
Donker haar daarentegen zou juist beter varen bij wijn of azijn. In beide gevallen maakt het zuur het haar beter doorkambaar en schoon – het ontvet immers, en maakt het geschubde oppervlak van elke haar glad en hard – maar op termijn wordt het haar er ook droog en breekbaar van.
Op blond haar is citroensap de klassieker. Dat werkt: de citroen versnelt het blekende effect van zonlicht en zuurstof op haar – al is daar heel veel zon voor nodig, en het is de vraag hoe gezond die lading uv is voor de rést van huid en haar.
6. ‘Ruiken je handen naar vis of knoflook? Wrijf ze even langs de zijkanten van de wasbak’
Waar!
Een tip die misschien nog niet iedereen kent, omdat pas enkele generaties Oma’s het roestvrij staal hebben ontdekt. Maar het werkt: het materiaal reageert met sulfiden die veel geurtjes veroorzaken. In horecawinkels zijn mooi vormgegeven stukjes metaal te koop om over de handen te wrijven, maar de metalen gootsteen werkt net zo goed – mits hij zelf regelmatig wordt schoongeschrobd, natuurlijk.
7. ‘Heb je koorts? Meteen onder de dekens, en zweten’
Waar, maar niet overdrijven!
Oudere generaties kennen hem nog wel: de zweetkuur. De patiënt moest koorts opwekken en de griep of koorts aldus ‘uitzweten’ door dikke wollen dekens, grog drinken en vaak nog een warme kruik op de koop toe. Oma tipt allerhande middelen om het zweten te stimuleren: in melk gekookte saffraan met een glaasje cognac, vlier- of lindebloesemthee. Hoewel geen enkele aanwijzing is gevonden dat het opdrijven van de lichaamstemperatuur helpt, is het geen gekke gedachte dat koorts een gezonde afweerreactie van het lichaam is tegen de ziektekiemen. Grijp dus niet per definitie naar de paracetamol om koortsvrij naar kantoor te snellen. Dat zweten dient ergens voor – al hoeven we het niet meer zo te overdrijven als onze grootouders.
“Oma van Toor zweert bij wisselbaden: eerst de warme kraan,
en dan ineens een flinke zwengel naar ijskoud”
8. ‘Koud douchen houdt je de hele winter gezond’
Waar!
Oma Van Toor zweert bij wisselbaden: eerst de warme kraan, en dan ineens een flinke zwengel naar ijskoud, en weer terug. ‘Wel altijd eindigen met koud!’ Het heilzame effect van wisselende temperaturen wordt breed gedragen, van de sauna’s van Scandinavië tot Siberische ijsbaden. Het stimuleert de bloedsomloop en geeft een rozige gloed aan de huid.
Sinds enige jaren test een arts in een Amsterdams ziekenhuis de theorie dat mensen die elke ochtend koud douchen minder vaak ziek zijn. Dat gedachtegoed komt uit de richting van ‘Iceman’ Wim Hof, die beweert dat kou én koutjes te voorkomen zijn met veel halfnaakt in de sneeuw zitten en goed ademhalen. In januari 2014 kreeg de onderzoeker drieduizend naar goede voornemens snakkende Hollanders zo ver dat ze een maand lang elke ochtend ijskoud douchten – en hij observeerde inderdaad een kleine daling in het aantal ziekmeldingen onder de kleumers. Een groter onderzoek is in voorbereiding; voor nu kan een van de drieduizend – namelijk schrijver dezes – alvast stellen dat het moment vóór het binnenstappen van een douchecabine zonder een spoortje van stoom een grote uitdaging is, maar het uitstappen als een opgeladen, woeste viking héérlijk.
9. ‘Niet op de tocht zitten, dan vat je kou’
Waar…?
Een grote favoriet van Oma Margot. Zelfs Omasceptici zeggen zonder nadenken tegen familie of collega’s: ‘Ben je verkouden? Je hebt zeker op de tocht gezeten!’ Maar dat wringt nogal met wat we op school leren. Wat wij verkoudheid noemen is één reactie van het afweersysteem op besmetting met een van meer dan tweehonderd virussen, en nooit een bacterie. Dat betekent dat antibiotica niet helpen, al kom je nog zo zielig snotterend bij de huisarts erom smeken. Die virussen worden overgebracht door contact met besmette personen, of liever gezegd: met het snot en speeksel dat ze al niezend, neuswrijvend en omhelzend verspreiden. Het mondkapje, dat de afgelopen jaren in Aziatische landen is ingeburgerd (en dat we in de rest van de wereld maar wat graag als hysterisch bestempelen), is misschien wel de meest effectieve oplossing. Maar daar houdt ook de zekerheid van de wetenschap op.
In een artikel met de mooie titel Adventures among viruses beschrijft een arts in 1950 hoe hij met enkele collega’s besloot de kennis over dodelijkere virussen nu maar eens toe te gaan passen op verkoudheid. Daarvoor waren menselijke proefpersonen nodig, omdat de steeds muterende verkoudheidsvirussen moeilijk te kweken zijn, en kleine proefdieren als ratten er niet ziek van worden. Een ziekenhuis vol chimpansees was een optie geweest, geeft dokter Andrews toe; maar waarom die moeite doen, midden in een Verenigd Koninkrijk in heropbouw, vol niezende mensen met enorme behoefte aan vakantie – maar geen geld om te gaan? En dus adverteerden de medici in kranten en tijdschriften dat een besmetting met een verkoudheidje toch een redelijke prijs was voor een all-inclusive, heerlijk rustig verblijf van tien (zij het snotterige) dagen in hun ziekenhuis, middenin de groene heuvels ten zuiden van Londen.
Het werd een hit: tot 1989 werden de dertig bedden van het ziekenhuisje, en de standaardwerken met kennis over de Common cold, gestaag opgevuld.
Dat brengt ons terug bij hun worsteling met Oma, want ondanks dertig jaar onderzoek weten we nog altijd niet hóe we precies besmet raken. Ja, groepen als de rino- en coronavirussen zijn geïdentificeerd, we weten dat verkoudheden zo oud zijn als de mensheid, welk percentage van een besmette populatie waarschijnlijk moet hoesten, en dat het sympathiek naar uw collega’s is om uw niezende hoofd een dagje niet op het werk te laten zien. Maar het is Oma die het laatst lacht. Elk jaar wordt weer bevestigd dat ziektegevallen explosief toenemen in koud weer – de naam van de ziekte hoeven we dus niet naar het land van de fabels te verbannen.
Maar waaróm dat is? Misschien omdat het immuunsysteem verslechtert, en veel virussen blijven langer actief bij lage temperaturen – waarom weten we niet. Ook is geopperd dat koud weer veranderingen teweegbrengt in hoe we ademen. ‘Het kan zijn dat de slijmvliezen in neus en keel daardoor gevoeliger worden voor een infectie,’ stelde hoogleraar virologie Ab Oosterhuis aarzelend in de Volkskrant.
Daarmee kunnen onderzoekers, na een eeuw van studie, in feite niet veel meer zeggen dan wat Oma allang wist: van kou worden we verkouden.
Tot zover het 2e en laatste deel van het exclusieve inkijkje in het boek Oma weet – inderdaad – raad.
Deel 1 is een interview van schrijver Bob van Toor met zijn beide oma’s, waarin ze bespreken waar de wijsheid van Oma eigenlijk vandaan komt.
Bijgestaan door zijn twee (eigen)wijze grootmoeders verzamelde cultuurhistoricus en journalist Bob van Toor (1985) stokoude raadgeving en digitale blogtips. Hij probeerde zelf de ramen te lappen met aardappelkookwater en kaarsen te doven met elastiek, zodat u dat niet meer hoeft te doen, én wendde zich tot de wetenschap om te bestuderen hoe Oma’s wondermiddelen hun wonderen verrichten. Want ook in het laboratorium, de proefkeuken en het ziekenhuis blijkt de laatste jaren steeds vaker: Oma weet inderdáád raad!
Lees hier meer over het boek ‘Oma weet – inderdaad – raad’.
Ben jij ook een trotse grootouder en wil je op de hoogte blijven?
Meld je aan voor de gratis nieuwsbrief
Bedankt voor de aanmelding
Er ging iets fout. Probeer het nogmaals
Comments are closed.