Interview: waar komt Oma’s kennis vandaan?
Bier in je haar, honing tegen keelpijn en wat melk bij de bloemkool: omatips gaan al eeuwenlang van mond tot mond. En van pen tot pen, vanaf de mystieke kruidengidsen in de Middeleeuwen tot dehedendaagse adviesblogs op internet. Tegenwoordig wordt steeds vaker onderzocht of die stokoude tips kloppen, en waarom. Oma blijkt de wetenschap soms heel wat te kunnen leren! In Oma weet – inderdaad – raad zocht historicus en journalist Bob van Toor honderden omatips bij elkaar, om telkens te vragen: welke adviezen kunnen het moderne leven beter maken – en welke mogen we vergeten? Op Opa ’n oma leest u een exclusief voorproefje, in twee delen.
In dit eerste deel: waar komt de wijsheid van Oma eigenlijk vandaan? De auteur vroeg het zijn eigen grootmoeders, Oma Van Toor en Oma Margot; aan een stevige lunch.
Er is geen beter beginpunt voor de zoektocht naar Oma’s wijsheid, dan bij mijn twee eigen grootmoeders. Ik heb het grote geluk dat mijn Oma’s vol levenslust, puik ter been, onverslagen op het Scrabblebord en beiden van een ontzettend leuke respectievelijke Opa voorzien zijn. Ze gaan al een lang leven mee, met grote huishoudens, fijne gezinnen, tientallen kerstdiners en duizendenden kruiswoordpuzzels. Heel wat wijsheid om uit te putten, al zijn ze niet zo bemoeizuchtig dat een broek met vlek meteen bij ze moet worden ingeleverd, en geven ze hun adviezen slechts als je er netjes om vraagt. Een uitstekende gelegenheid, kortom, om ze uit te nodigen voor een maaltijd met koffie toe en een uitgebreid gesprek over hun praktische adviezen, de herkomst van hun kennis en de tijd van zelfredzaamheid en gezond verstand waarin ze opgroeiden.
Kniksje
Op een zonnige middag slurpen mijn Oma’s en ik gedrieën mosterdsoep – gemaakt volgens het recept van mijn moeder. Natuurlijk stellen beiden allereerst met passende bescheidenheid dat ze níets aan Omatips te bieden hebben. Daarna blijken ze al snel bereid het tegendeel van die bewering te bewijzen: oude recepten worden opgediept, familielegendes herverteld en slimme gebruiken van vroeger in ere hersteld; met veel herkenning over en weer.
Oma Margot en Oma Van Toor (de laatste beter bekend als ‘Gewone Oma’, omdat zij toen ik klein was dichterbij woonde) groeiden allebei op in een Nederland dat ik niet ken. Een koloniaal wereldrijkje, waar de bof soms nog rondwaarde en de kooktijd van witte asperges precies één uur was. Oma Margot werd in Indië geboren, kwam na de Tweede Wereldoorlog terug naar Nederland en trouwde zich de wervelende wereld in van een expat-carrière bij Shell. De andere Oma zag vanuit haar kinderkamer de Rotterdamse haven volwassen worden: Gewone Oma’s ouders kwamen uit Duitsland en vestigden zich in Charlois, aan de booming zuidelijke havens van de Maasmonding. ‘We wisten thuis vaak niet eens of we Nederlands of Duits spraken,’ vertelt Oma. De dochters van het gezin veranderden aan het begin van de Tweede Wereldoorlog van de ene op de andere dag van Duitse school, manieren en taal naar Nederlandse, en Oma werd van een halfduits Mädchen een volledig Hollandse dame. ‘Mijn oudere zus en ik maakten, naar Duits gebruik, een kniksje als we iemand tegenkwamen die de familie kende, zelfs als we aan het rennen waren over straat. Toen de oorlog uitbrak mochten we dat niet meer doen van onze moeder. Dat was moeilijk: we waren het zó gewend!’
‘Tante Ouwe Bep had advies voor iedereen: zo moest je een apart pannetje voor rijst hebben.’
Gedurende het gesprek met de Oma’s over hun ervaring en kennis – en de herkomst daarvan – valt al snel iets op: hun eigen grootmoeders hebben ze niet gekend. ‘Toen we na de oorlog terugkwamen naar Nederland was ze al overleden,’ zegt Oma Margot. ‘Ergens gelukkig voor mijn moeder,’ voegt ze er met typerende nuchterheid en een glimlachje aan toe, ‘want die kreeg het oude servies. We kwamen zonder enig bezit terug, dus het zilver en de borden kwamen allemaal van mijn Oma.’ Ook andere Oma herinnert zich weinig van haar grootmoeder, alleen een akelig ziekbed in een tijd dat kanker nog nauwelijks behandeld kon worden; ‘en dat ze een heel lieve vrouw was.’
Nooit halflauw
Maar naast de biologische grootmoeder bestaat natuurlijk ook de ‘Oma’, in de zin van een oudere, wijze vrouw die raad en koekjes kan uitdelen, zonder de strenge opvoedtaak van ouders en de schooljuf. Een buurt kan een ‘Oma’ kennen, en families kunnen ook een wijze tante of oudtante zo zien. Zo vertelt Oma Margot van Tante Ouwe Bep, die de familie bij terugkeer uit Indië opving. ‘Op voorwaarde dat ze altijd voor haar zouden zorgen, tot haar dood, en dat hebben we ook gedaan. Haar man, die veel centjes had, was al overleden en voor haar neven en nichten die uit Indië terugkwamen – ze was zelf Indisch – kocht ze een huis waar we allemaal samen konden wonen. Haar heb ik goed gekend.’ Ook andere tantes vervulden Omarollen, inclusief wijze raad. ‘Een zuster van mijn moeder logeerde als weduwe, zo, heen en weer tussen haar zes zussen. Zij had altijd advies voor iedereen: zo moest je een apart pannetje voor rijst hebben, waar je nooit iets anders in mocht koken. Anders zou die mislukken. En ik moest áltijd zorgen dat mijn ondergoed er goed uitzag, want je kon nooit weten. Geen veiligheidsspelden, de knoopjes moesten er allemaal aanzitten. Je zou maar aangereden worden! Je mocht het nooit koud hebben, dan zou je onmiddellijk een blaasontsteking krijgen. Het eten móest altijd gloeiend heet op tafel komen. Niet halflauw, dat hoorde niet. En als je zelf had opgeschept moest je het opeten, een opgeschept bord niet.’
‘Niemand kreeg een compliment voor goed huishouden!’
Heel herkenbaar, vindt Oma van Toor. Haar Omafiguur was een tante van haar moeder, Tante Maria. ‘Een ongetrouwde dame die met haar zussen samenwoonde, die vervulde alle functies van een Oma voor ons.’ Ook zonder eigen Oma’s werden de adviezen, de folklore, weerwijsheid en wederwaardigheden er met de paplepel ingegoten. Maar wijsheid werd niet helemaal vanzelf door de generaties overgeleverd. ‘Mijn moeder had zúlke handen, die had nooit iets in het huishouden gedaan,’ weet Oma Margot. ‘Ze had eenentwintig jaar in Indië gewoond; ze kon niet koken, ze wist niets, en in Nederland moest ze ineens alles doen. Met drie opgroeiende kinderen, en een man zonder baan. “Moeder,” zei mijn vader dan, “als de aardappelen aanbranden hindert het niet, dan gaan we naar de Chinees.” Maar mijn moeder had een manier van aardig zijn tegen jongere mensen; dan zei ze: “Als je vanmiddag toch niets te doen hebt… hou je van strijken? Dan mag je van mij komen strijken, krijg je van mij nog een kopje koffie en een plak cake ook. En ik had twee heel knappe broers, die meisjes kwamen graag hoor!’
Stoepje boenen
Door schade en schande worden vele Oma’s wijs, kortom – evenals mijn Oma’s op hun beurt. Zo leerde Oma Margot van haar moeder dat je van alle kledingstukken twéé stuks in huis hoorde te hebben. ‘Twee onderbroeken, twee kussenslopen – want dan kon er een in de was, en de ander aan. Maar mijn schóónmoeder, die had van alles zes, of zelfs twaalf. Ik kwam daar op mijn zeventiende voor het eerst, en daar zat ze, met zo’n houten bolletje. Ik vroeg: wat bent ú nou aan het doen? Dit heet mazen, legde ze uit. O!’ Oma trekt haar wenkbrauwen op, weer even verbaasd als toen. ‘Heb je dat nooit gedaan?’ vraagt Oma van Toor haar ongelovig. ‘Nee!’ schatert Oma Margot. ‘Maar ik ben nooit goed opgevoed. Ik was acht toen de oorlog begon, negen toen ik het kamp in ging, twaalf toen ik naar Nederland kwam. Mijn moeder had nauwelijks tijd om me iets te leren; mijn schoonmoeder daarentegen, die had zelfs een B-diploma Handwerken.
‘Stoepje boenen! Dat deed je op zaterdag. Die regels kende iedereen.’
‘Niemand kreeg een compliment voor goed huishouden,’ benadrukt Oma van Toor, ‘maar reken maar dat er wel over je werd gesproken als je als huisvrouw de boel niet goed op orde had. Alle mensen, er was altijd wat te doen!’ Ze sommen op: maandag de was, dinsdag strijken, woensdag de slaapkamers, donderdag de benedenverdieping, vrijdag de ramen zemen en de boodschappen en zaterdag…’ Oma van Toor pauzeert voor effect, met een geamuseerde maar ook enigszins plechtige gezichtsuitdrukking, ‘stoepje boenen! Want dat deed je op zaterdag. Die regels kende iedereen en het kostte allemaal enorm veel tijd.’ En als je je niet aan die volgorde hield, wil ik weten, kreeg je dan een boete, fronsten de buren dan naar je? ‘Geen idee,’ zegt Oma vrolijk. ‘Het kwam gewoon niet in je hersens op!’
Een watje met brandewijn
Hoe het ook zij; die wereld van Oma’s jeugd heeft ons geen windeieren gelegd. We hebben nu een zee van kennis over hoe het zélf kan, sneller kan, en goedkoper. Tijd om mijn theorieën over Oma’s wijsheid en de moderne gemakzuchtige wereld eens te polsen. Waren dingen vroeger echter? ‘Absoluut,’ zegt Oma Margot. ‘Het is allemaal weggooispul nu.’ ‘Tot redelijk kort geleden kookte je gewoon zelf,’ herinnert Oma van Toor. ‘Hoewel: al eind zeventiger jaren begon de Albert Heijn met kant-en-klaarmaaltijden. In glazen potjes, die je mocht terugbrengen naar de winkel. Margarine en bakmeel had je natuurlijk wel al.’ Maar het bevalt haar prima, geeft ze eerlijk toe, dat ze tegenwoordig kan kiezen: ‘snij ik de rode kool vandaag zelf, of haal ik hem voorgesneden uit de diepvries? Mijn oudere zus heeft veel langer alles zelf gemaakt, gesneden, gerepareerd. Dat was toen mijn zusje tien jaar later werd geboren al niet meer voor te stellen.’
Oma Margot kreeg een kruidnagel tussen haar tanden tegen kiespijn, de andere Oma een watje met brandewijn
Maar de zusters leerden wél voor de spullen in huis zorgen. En voor zichzelf: een kwaaltje werd veel vaker zelf opgelost, zo goed en zo kwaad als het ging. ‘Ik las dat met alle antibiotica van tegenwoordig er ziekten zijn die niet meer te genezen door die medicijnen,’ zegt Oma Margot. En dat terwijl er zoveel effectieve huismiddelen zijn! ‘Aan het eind van de oorlog, ik was elf, ging een van mijn kiezen rotten. Dat deed erg pijn. En mijn moeder stopte daar een hele kruidnagel in – dat wordt nog steeds wel gedaan, las ik. Dat zou hem verdoven. Nou, mooi niet!’ Of zo’n kruidnagel erin geduwd geen pijn deed? ‘Ja, wat dacht je! Maar dat deed het toch al wel.’ Andere Oma lacht: ‘Bij ons was het een watje met brandewijn.’ ‘Dat is in ieder geval lekkerder!’ roept Oma Margot.
Misschien was dat het wel: er waren zoveel kwalen simpelweg niet op te lossen, in ieder geval niet op de korte termijn: je wilde in elk geval íets ertegen doen, om een minder machteloos gevoel te hebben. Beide Oma’s beamen het grote belang van het placebo-effect.
‘Je kent toch wel die experimenten,’ zegt Oma Van Toor, ‘dat het bezoek dan al bij binnenkomst tegen de proefpersoon zei: wat heb jíj nou gedaan, je ziet zo bleek…’
‘… dan was je meteen al ziek!’ valt haar tafelgenoot in.
‘Je kunt mensen ziek praten. Daarom zijn er zo veel volkswijsheden die niet te bewijzen zijn, maar toch niet geheel afgeschreven moeten worden. Er zit niets in groene zeep dat een speciale werking op het menselijk lichaam heeft, maar toch smeren verkouden mensen hun voeten ermee in, doen daaroverheen sokken aan en gaan slapen. Dan gaan ze met een positief gevoel naar bed, slapen goed, en versnellen zo tóch het herstelproces.’
Als de borden bijna leeg zijn, vraag ik mijn Oma’s of er momenten zijn, dat ze zelf hun familie-adviezen nog in hun achterhoofd horen. ‘Inktvlekken meteen in de melk weken,’ zegt Oma Van Toor resoluut. Oma Margot wordt nog vaak herinnerd aan alle Indische spreuken en bezweringen. ‘Tante Bep zei dan: ik heb mijn eigen spiegelbeeld in een schilderij gezien. Dat betekent ongeluk. Geheid dat er de volgende dag een glas brak. En in het huishouden? Ik hoor mijn moeder nóg zeggen dat je kringen in het eikenhout met sigarettenas moet wegpoetsen. En ja, ik kook rijst nog altijd in een speciaal pannetje. Ik denk altijd maar: ach, waarom niet?’
Bijgestaan door zijn twee (eigen)wijze grootmoeders verzamelde cultuurhistoricus en journalist Bob van Toor (1985) stokoude raadgeving en digitale blogtips. Hij probeerde zelf de ramen te lappen met aardappelkookwater en kaarsen te doven met elastiek, zodat u dat niet meer hoeft te doen, én wendde zich tot de wetenschap om te bestuderen hoe Oma’s wondermiddelen hun wonderen verrichten. Want ook in het laboratorium, de proefkeuken en het ziekenhuis blijkt de laatste jaren steeds vaker: Oma weet inderdáád raad!
Wij mogen 3 exemplaren van dit boek weggeven. Kans maken op 1 exemplaar? Stuur een berichtje naar winnen@opanoma.nl.
Lees hier meer over het boek ‘Oma weet – inderdaad – raad’
Ben jij ook een trotse grootouder en wil je op de hoogte blijven?
Meld je aan voor de gratis nieuwsbrief
Bedankt voor de aanmelding
Er ging iets fout. Probeer het nogmaals
Comments are closed.